Dit gebied herinnert nog sterk aan vroeger tijden, toen de hele Onlanden extensief beheerd veenweidelandschap was. Hier en daar een bosje of een stukje houtwal, maar vooral veel open grasland. Hoge waterstanden, weinig vee. Maaien gebeurt pas laat in het jaar.
Geen wonder dat hier nog veel weidevogels en Veldleeuweriken broeden. En dat hier veel Reeën te zien zijn, soms wel 20 vlak bij elkaar.
Aan de zuidzijde van de Noorddijk is vroeger veen afgegraven, of eigenlijk ge’baggeld’, want het was erg slap veen. De petgaten die ontstonden, zijn nu weer dichtgegroeid. Zo is Trilveen ontstaan: een dikke laag veenmos met veel zeggen en Holpijp ertussen. Aan beide zijden van de Noorddijk zijn ook Dotterbloemweiden te vinden. Ook zijn er een paar nieuwe petgaten gegraven om het verlandingsproces, met de natuur die daarbij hoort, weer op gang te brengen.
Bij de Beelestukken is in het verleden een stukje landschap ontstaan, dat wat uit de toon valt in deze omgeving. Kleine weiden, afgezet met houtwallen. Dit landschap biedt onderdak aan andere natuur, zoals Paapje en Boompieper.
De voornaamste waterloop in de Weeringsbroeken is de Gouw, tweehonderd jaar geleden gegraven voor de ontwatering van dit deel van de Peizermaden. Ook deze watergang is opgenomen in het systeem van de waterberging. De waterstand in dit deelgebied is flink hoger geworden, maar blijft op veel plaatsen toch nog een behoorlijk stuk onder het maaiveld. Zo wordt voorkomen dat, bijvoorbeeld, de Veldleeuweriken hun broedplekken verliezen.