

Mei is altijd de drukste maand als het gaat om het inventariseren van broedvogels. De meeste vogels zijn er al, maar in de loop van deze maand komen er nog wat bij. Vandaag tel ik een plotje dat al jarenlang goed is geteld. Vanwege drukte moest de vaste teller, Dieko Alting, stoppen met één van de twee plotjes die hij telde. Het is helaas nog niet gelukt om een vervanger te vinden, dus loop ik een paar rondjes. Zo wordt het gebied weliswaar niet geïnventariseerd volgens het protocol, maar hebben we wel een idee van welke vogels er in welke aantallen zitten.
Het plotje waar het om gaat is het Langmameer, dat voor een groot deel uit open water bestaat. Voormalige landbouwpercelen zijn hier deels afgegraven om het Peizerdiep en het Eelderdiep samen te laten komen. Een flink deel is te inventariseren vanaf de dijk wat dit plotje een fysiek relatief makkelijk maakt. Bovendien is het zo droog dat het met laarzen te doen is. Ik parkeer mijn auto op de parkeerplaats aan de Hamersweg en loop van daaruit de dijk op naar het zuiden. Bij het betreden van de dijk valt gelijk de zang van een Paapje op. Daar blijft het echter bij. Het is nog schemerig en ik kan de vogel niet ontdekken in de ruigte. Het is wel een leuke eerste waarneming. De Rietzangers, die ik nogal vond tegenvallen de afgelopen tijd, laten nu wel goed van zich horen. Verder hoor ik veel Rietgors, en ook de Sprinkhaanzangers doen het goed. Die zijn altijd lastig: hun geluid is soms moeilijk te lokaliseren en nog moeilijker te onderscheiden als er meerdere vogels tegelijk zingen. De vorige keer dat ik in deze plot was dacht ik in het noordelijke gedeelte één te horen, maar later bleken het er twee. Dat viel me pas op toen ik tussen ze door liep.
Eenmaal aangekomen bij de Groningerweg klim ik over de vangrail om via de busbaan het Eelderdiep over te kunnen steken. Eenmaal aan de overkant klim ik weer over de vangrail en vervolg mijn weg over de dijk. Daar maken de Rietzangers het me weer erg moeilijk: zijn het nu vier of vijf? Ook een Snor zingt daar in het riet.
Ik nader nu de Nieuwe Weering, een plot die ik al een aantal jaren inventariseer. Daar is het altijd opletten op de hoogspanningsmasten: wie broedt daar? In vrijwel elke mast in De Onlanden ligt wel een stapeltje takken, maar of die nesten bezet zijn en door wie, dat is altijd lastig. Buizerd, Zwarte Kraai, Torenvalk, Boomvalk, het kan allemaal. Ik heb wel Torenvalk activiteit gezien de afgelopen keer, maar ik ontdek nu dat die toch ergens anders broeden, namelijk in een ooievaarsnest bij een boerderijtje. In de mast zit een Zwarte Kraai. Dat probleem is dus opgelost.
Ik maak nu een draai naar het westen en loop dan weer naar het noorden over de dijk van het Peizerdiep. Vanaf de dijk zie ik een vrouw Tafeleend die in de belangstelling staat van vijf woerden. Arme eend. Verder nog een tweede Snor en twee Blauwborsten. Dan loopt het dood. Ik keer om en loop dezelfde route terug waarbij ik steeds blijf controleren of ik geen vogels dubbel tel.
Eenmaal weer aan de noordkant van het Eelderdiep maak ik een paar insteken in het gebied en doorkruis het noordelijke deel. Hier begint de Smeerwortel te bloeien. Aan de rand van het Koningsdiep zijn er ook mindere zaken te bespeuren: daar zijn hele paden gemaakt voor vissers, er staat een tent, hengels uitgeworpen aan de oever, even verderop ligt zelfs een bootje onder een camouflagenet. Vuurplaatsjes, afval, sporen van hout dat is weggesnoeid … zucht.


Gelukkig eindigt de ronde positief: waar ik eerder twee Sprinkhaanzangers hoorde, blijken dat er inmiddels zes te zijn! Wat een traktatie! Het lijkt een goed jaar te worden voor deze soort.
Na ongeveer 2,5 uur zit deze ronde erop en ga ik terug naar huis waar mijn vrouw en kinderen net wakker worden. Ik heb er alweer een mooie ochtend op zitten.
8 mei 05:25-07:00 Willems Land
Bijna heel De Onlanden is opgedeeld in telplotjes, maar niet alle plotjes worden elk jaar even goed geteld. Voor de plots waarvoor geen teller is deed Wim van Boekel meestal één of twee bezoeken per seizoen. Er zijn ook plotjes die nog nooit geteld zijn, vaak omdat hier door invloed van de reguliere landbouw qua vogels bijna niets gebeurt. Eén van die plots is Willems Land, dat ligt aan de oostkant van de Hooiweg tussen de Onlandse Dijk, en de dijk die langs het Groot Waal loopt. Met wat boerderijtjes, paardenweitjes, de Waalborg en wat houtwallen best een mooi gebied. Ik weet dat je in één tot anderhalf uur om dit gebied heen kunt lopen. Dat is korter dan de looptijd in de meeste andere plotjes en vandaag heb ik net anderhalf uur de tijd. Ik besluit dus deze plot eens te tellen.

Mijn fiets parkeer ik bij het Oerwold-monument en ik loop van daar in de berm van de Hooiweg naar het zuiden. Een tweetal Reeën houdt mij in de gaten vanuit het weiland. Uit de bomenrijtjes die her en der staan klinken Fitis en Grasmus, Vink en Koolmees. Bij het Paardenpension alarmeert een Scholekster, en ook jodelt er een Wulp. Bij de bebouwing zingen een Winterkoning, een Zwartkop en een Merel. In de bomen bij De Waalborg is het een kabaal van jewelste met het gekwebbel van ongeveer 50 Kramsvogels. Bij de Waalborg zelf zingt een Holenduif en in de gaten die Grote Bonte Spechten hebben uitgehakt in de monumentale beuken nestelen Spreeuwen. Een of enkele fanatiekelingen hebben bijna elke boom langs de Hooiweg voorzien van een nestkast, maar ik heb geen tijd om bij elke boom uitgebreid te posten. Onderweg laten Koolmees en Huismus zich wel betrappen.

Bij de Roderwolderdijk ga ik naar het oosten, en volg ik de dijk naar het noorden. Graspiepers, Kneu en Putter zingen allemaal. Bij de betonplaten zit een paartje Tapuit op een kar met stenen. Daarna sla ik af naar het westen om achter het Groot Waal langs te lopen, vanuit dat bos klinkt mijn eerste Bosrietzanger van het jaar! Ook hoor ik een Koekoek. Als ik het Groot Waal voorbij ben bemerk ik toch nog wat typische weidevogels. De Wulp en Scholekster had ik al, maar hier jubelen ook Veldleeuweriken, Tureluurs doen zenuwachtig en ook hier zijn weer Graspiepers. Hazen rennen er ook rond. En dan hoor ik plots, vanaf de oostkant (Bloemetjesland) een Kwartel kwik-me-ditten! Of zijn het er twee? Ze blijven roepen – waarvoor dank want de vogels maken het je niet altijd zo makkelijk – zodat ik zelfs een kruispeiling kan doen. Nog wat verderop kom ik weer op de Onlandse Dijk. Daar, bij de theetuin, is het wat stiller dan ik had verwacht al zingt er wel een Kneu. Plots, als kers op de taart, hoor ik nóg een Kwartel, nu ook echt uit de plot die ik tel. Leuk om die Kwartels te horen, ook al tellen ze nog niet mee als broedvogel. Daarvoor moeten ze na 20 mei ook nog actief zijn. Voor nu zit het er weer op. Ik kom weer thuis terwijl de rest ontwaakt.
9 mei 05:15-08:45 Matsloot-Noord
Drie tot vier uur: zo lang duurt de plot die ik vandaag ga tellen: Matsloot-Noord. Ik tel deze plot al sinds 2014. Hij ligt ingeklemd tussen de Matsloot, het onderhoudspad van de hoogspanningsmasten, de Roderwolderdijk, Polder Lage Land, en de Hooiweg. Hier is een waadpak vereist. Elk jaar haal ik hier wel een nat pak, ondanks dat ik een waadpak draag. Het is een enorm gevarieerd plotje met wat droge stukjes ruigte, de Matsloot, diepe zandgaten, wat veenterpen en verder veel mozaïekmoeras met steeds andere vegetatie: Pitrus, Lisdodde, Zegge, Holpijp en Riet. Aan de westkant ligt een klein stukje bos en de dijk aan de noordkant zorgt voor nog meer variatie. Dit plotje is altijd rijk aan Rietzangers en Snorren. Vooral die eerste vielen tot nu toe wat tegen qua aantallen, maar als de ronde bij het Langmameer een indicatie is, zal het wel weer een gepriegel worden om al die RZ zodanig op de veldkaart te noteren dat het achteraf ook nog leesbaar is. Veel andere tellers zijn enthousiast over de app die sinds een paar jaar beschikbaar is om de vogels direct in het veld in te voeren. Die app is een uitkomst maar ik durf daar toch nog niet aan, wetend dat ik jaarlijks een nat pak haal. Het zou ook wel tijd schelen – in de avond ben ik voor deze plot wel een uur bezig om alles in te voeren – maar ja, dat hoort ook een beetje bij de napret van het lopen … wellicht volgend jaar.


Ik begin vlakbij Hoeve Eitweert en de Koekoek zit daar alweer luid zijn ding te doen. Daarna volgt een bijzonder moment: er hoempen zoveel Roerdompen zo vaak dat er heuse melodielijntjes ontstaan. Dit heb ik nog nooit meegemaakt! Het biedt wel een uitgelezen kans om ze goed te tellen: het zijn er zeven. Van de meeste heb ik maar een vage notie waar ze zitten, maar omdat ze vrijwel tegelijk hoempen kun je toch goed concluderen hoeveel er hier minimaal zitten. Als je het gehoemp hoort met tussenpozen, zou het ene individu ook ergens opgevlogen kunnen zijn om elders verder zijn gegaan. Het is een mooi begin.
Ik loop eerst over het onderhoudspad naar de mast. Daar lijkt een Zwarte Kraai in te broeden. Bij de mast loop ik door een slikveld naar de Zandgaten, waar een Grauwe Gans aan het broeden is. Vanuit de Rietkragen zingen weer veel Rietzangers en ook een Kleine Karekiet zingt zijn lied. Het gesnor is ook niet te vermijden trouwens. Her en der de slag van de Waterral, of het gekrijs. Baardmannetjes plingen en op de wat drogere strukken hoor je Grasmus en Sprinkhaanzanger. In de opslag zingen Fitis en Blauwborst.
Ik moet een stukje langs de noordslenk en ga dan naar het zuiden, waar een veenterp ligt. Ik ben nu om de zandgaten heen. In het verleden liep ik steeds langs de noordslenk en maakte dan insteekjes in het gebied, want de sloten zijn nog steeds te diep om over te steken. Maar een paar jaar geleden liep ik door een Rietveld aan de Matsloot toen ik de weg kwijtraakte. Ik had al lang de sloot tegen moeten komen. Die was en is weliswaar niet zichtbaar maar door schade en schande, een nat pak, wist ik dat die er was. Tot mijn stomme verbazing kwam ik nu opeens op de veenterp in het naastliggende perceel uit en zo heb ik een doorgang ontdekt waar ik nog steeds dankbaar gebruik van maak. Het scheelt een kwartier lopen en dat is mooi meegenomen in zo’n lange en fysiek zware plot. Deze route volg ik nu tot ik in het midden van de plot een sloot tegenkom die het hele gebied doorkruist. Van daar loop ik weer terug naar de fiets en rijd helemaal om naar de Hooiweg.
Vanaf het gemaal Matsloot ga ik verder. Het echte moeras kom ik daar niet in, maar vanaf de dijk tellen kan wel. Ik loop weer tot de grenssloot en terug. In het bosje daar zitten, vlakbij elkaar, twee Tuinfluiters om het hardst te zingen. Een groep Spreeuwen maken opeens een enorme herrie. De reden blijkt al snel: met zijn zessen jagen ze een Sperwer weg die afdruipt richting de Woeste Hoeve. Een mooie afsluiting. Met 80 Rietzangers en 31 Snorren lijken de totalen wat dat betreft ongeveer op het (record-)niveau van vorig jaar.
12 mei 05:11-07:43 Nieuwe Weering

Vandaag staat de Nieuwe Weering op het programma, een plot dat ligt ingeklemd tussen de Groningerweg, het Langmameer, Peizerdiep en de bebouwing bij de Stenhorsten. Ik moet extra vroeg op pad met de fiets vanuit Roden omdat ik door moet naar mijn werk maar … het moet allemaal net kunnen. Vorig seizoen krioelde het van de teken in dit gebied maar dit jaar nog geen teek gezien. Wat dat betreft ben ik blij met het huidige weer.

Het noordelijk deel van deze plot staat als sinds de winter onder water. Dat was vorige jaren niet zo. Dat gedeelte was toen ook niet zo interessant: een paartje eenden in een sloot en dat was het wel. Hoe anders is het nu! Ik waan me in de Vogelbescherming-idylle: wat een weidevogels! Grutto, Tureluur, Kievit, Slobeenden en jodelende Wulpen. De slootjes zijn deze winter uitgebaggerd en de bagger is op de slootkant gekiept zodat dit eilandjes worden in de plas-dras waarop Ganzen, Kieviten en Tureluurs broeden. Ik loop in eerste instantie over de dijk van het Peizerdiep tot de oude zomerdijk, die volg ik naar de Groningerweg, loop daar een stuk over de dijk en dan weer naar het diep toe. Zo kan ik het gebeid mooi te bestrijken zonder stukken tweemaal te lopen.
In het midden en zuiden was het vorig jaar blijkbaar goed toeven voor Paapjes en ook nu zijn ze hier weer te vinden: er zingen er vijf. In het zuidelijk deel zaten vorig jaar Veldleeuweriken en Graspiepers, maar alleen de Graspiepers tref ik er dit jaar aan. Op de dijk zijn in de loop der jaren een aantal grote braamstruiken ontstaan, die altijd goed zijn voor al dan niet zingende Kneutjes. Eenmaal aangekomen op de zuidelijke dijk zie ik drie Tapuiten waaronder één geringde.
Ik loop weer naar de Groningerweg en dan terug naar het noorden. De herrie van het verkeer op die weg is met minst leuke aan deze plot, maar hoe later in het seizoen hoe minder last je daarvan hebt omdat je ook steeds vroeger begint. Vorig seizoen was de invloed van de lockdowm overigens beter te merken dan dit jaar, er was toen beduidend minder verkeer. Bij een boerderij is in ieder geval een Zwarte Roodstaart te horen en dit geeft me de kans om nog even goed te kijken in het weidevogelgebied.
Dan ga ik op de fiets naar mijn werk en besluit via de Zanddijk te gaan. Daar zie ik nog twee Witwangsterns vliegen … kwamen die hier ook maar eens broeden! Dan ontstaat er herrie bij de Kokmeeuwen. Ik draai me om en zie de oorzaak. Ik pak mijn verrekijker en mijn hart maakt een klein sprongetje: Flamingo! Die maakt een rondje boven het gebied en zal later in de dag nog te zien zijn in De Blauwvennen. De vogel is geringd met het soort ringen dat men gebruikt in de Duitse broedkolonie bij het Zwillbrocker Ven. Superleuk dus, maar nu moet ik toch echt de verrekijker wegstoppen en snel weg, anders kom ik te laat op mijn werk.

13 mei 05:16-08:17 Blauwvennen-Zuid
De Blauwvennen zijn verdeeld in twee plotjes. De noordelijke tel ik al sinds 2018 en dat is echt een monsterplot qua omvang en begaanbaarheid. Maar wel heel leuk. Het zuidelijke deel werd door Wim van Boekel één à twee maal per seizoen geteld, maar in 2020 heeft hij het plot “normaal” geteld. Het is niet gelukt om een teller voor dit plot te vinden, dus ik probeer of ik het ook minimaal twee keer kan bezoeken. Dit is het tweede bezoek, dus dat is dit jaar in ieder geval gelukt. In veel opzichten lijkt het op de noordkant, alleen is alles kleiner.
Ik parkeer mijn auto bij het gemaal Sandebuur en ga direct het zwaarste deel van het gebied in met tussen de met Riet begroeide sloten grote velden met vrijwel alleen Lisdodde. Het is een bijzonder sfeervolle ochtend. Er is een ruis te horen van gekwetter en dan een bijna donder-achtige knal: vele duizenden Spreeuwen vliegen tegelijk op uit het Riet wat een soort klap geeft. In de mist staan drie Lepelaars te doezelen. In de rietkragen waar ik langs loop hoor ik weer veel Rietzanger, Rietgors, Waterral, Kleine Karekiet, Snor en Baardman. Een Knobbelzwaan zit op het nest en de Bruine Kiekendieven die al jaren in deze plot broeden, zijn ook weer actief. Dat laten de Kieviten me weten.

Na een paar insteekjes loop ik over de dijk en maak dan een oversteek naar een ‘muggenbult’. De ‘muggenbulten’ zijn verhogingen die zijn aangelegd omdat dit steekmuggen zou binden zodat ze niet de dorpen in gaan. Op die bulten is vaak al opslag gaan groeien en hoor je Zwartkop, Tuinfluiter, Winterkoning, Grasmus, Bosrietzanger. En natuurlijk Rietzangers, want die zijn overal. Op de bult vind ik een gewei van een Ree. Even verderop echter vind ik een bizar stilleven: een dode Reegeit die al bevallend is gestorven: de kop van het jong steekt uit het geboortekanaal. Ze liggen daar al een tijdje, zo is te ruiken, al lijkt het alsof het net is gebeurd. Een paar jaar geleden kwam ik in een andere plot een dode hoogzwangere Reegeit tegen. Ze was net overleden: rigor mortis was ingetreden, er zat nog een teek in de nek maar de luizen verlieten al het schip. Één van die luizen kwam op mijn handschoen, het was echt een monster zo groot en verdomd lastig om weer van mijn handschoen te krijgen. Toen ik twee weken daarna weer langskwam, was er een gat gegeten in de linkerbil van de geit. Het jong was er blijkbaar uit gehaald want een paar meter naast de geit lag het pootje van het ongeboren kalfje. Weer twee weken later was het lijk veranderd in een enorm stinkende krioelende massa van larven van de Oeveraaskever: net een scène uit een horrorfilm.
Goed, ik moet verder. Vanaf de rand van de bult kijk ik uit op de slenk en het open water. Ik zie een Grote Canadese Gans op het nest zitten in een Rietkraag van een eilandje. Ik kijk nu uit op mijn monsterplot en zie daar een paartje Zomertaling zwemmen. Vanaf de bult loop ik naar de stenen waar de slenk in het Leekstermeer uitkomt en ik loop dan terug over de dijk naar de auto. Daar zie ik een Zeearend aan komen vliegen die weggejaagd wordt door Bruine Kiekendieven. Na een kort luchtgevecht, met de Zeearend op zijn rug vliegend, vertrekt de Zeearend. Ik kijk en luister nog even bij het Mijmerbankje. Daar staat Leon Peters met de Zeearend in de telescoop. Vorig seizoen broedde hier een Rouwkwikstaart. Nu laat zich een Kwikstaart zien, maar net niet goed genoeg om verder te komen dan “zou wel eens kunnen”. Opletten dus de komende tijd!
Michel Wijnhold, coordinator broedvogeltellingen stichting Natuurbelang De Onlanden
Alle foto’s zijn in mei 2021 genomen door Michel Wijnhold.