Het Natuurgebied

Het ontstaan van natuurgebied De Onlanden

Wetland tussen Groningen en Drenthe
De Onlanden is de naam van het grootschalige natuur- annex waterbergingsgebied. Het is de ‘kroon op de kop van Drenthe’. Een klein deel ligt in de provincie Groningen. Het natuurgebied wordt omringd door de dorpen Eelde-Paterswolde, Peize, Roden, Roderwolde, Nietap, Leek en Hoogkerk. Aan de noordoostzijde ligt De Onlanden strak tegen de nieuwe buitenwijken van de stad Groningen aan.

Eeuwenoude Onlanden
De Onlanden wordt beschouwd als een nieuw natuurgebied waarvan de inrichting in 2005 is afgerond. Dat is waar, maar ook slechts de halve waarheid. In feite is De Onlanden een wetland dat vanaf het einde van de laatste ijstijd meer dan 10.000 jaar heeft bestaan. Pas gedurende de laatste eeuw werd het wetland stapsgewijs ingepolderd en drooggelegd door windmolens en gemalen.

De natuurlijke situatie van De Onlanden is die van een laaggelegen binnendelta tussen het Drentse zand en de Groninger zeeklei. Vanaf van het Drentse zandplateau (het omgekeerde soepbord) stromen aan de westzijde van de Hondsrug de beeksystemen van de Drentsche Aa , Eelder- en Peizerdiep.

`
(foto: Wim van Boekel)

De Drentsche Aa mondt uit in de diepenring van de stad Groningen. De beken van Eelder- en Peizerdiep stromen westelijk breed uit in het veengebied van De Onlanden. Hier verzamelt zich het water voordat het via Aduarderdiep en Reitdiep verder kronkelt door het Hoge Land om samen met het water van de Drentse Aa en de Hunze uit te stromen in Lauwerszee en Waddenzee.

Aardig is om te beseffen dat De Onlanden eeuwenlang de natuurlijke noordgrens van Drenthe vormde. Het reizen over land eindigde bij Peize, Roden en Roderwolde. Deze dorpen waren in feite havenplaatsen. Om verder naar ‘Stad’ te gaan moest je varen met de beurtschipper door het uitgestrekte wetland.
Geomorfologisch staat ook de stad Groningen op het ‘Drentse’ zand. De Heerestraat loopt over de laatste grote Hondsrugheuvel. De Martinitoren staat stevig op het Pleistocene zand en daarom nog steeds fier rechtop. Omdat men in Groningen vanaf de noordrand van de Hondsrug met droge voeten van het zand op de hoge klei kon stappen kreeg, kreeg deze landbrug tussen het natte laagveen oost en west een centrumfunctie en kon het zich ontwikkelen tot provinciehoofdstad.

De Onlanden vóór de herinrichting als natuur- en waterbergingsgebied
Tot de herinrichting als waterberging aan het begin van deze eeuw was De Onlanden een veenweidegebied, gekenmerkt door veelal kleinschalige, natte graslanden. Het laagveengebied viel onder de Ecologische Hoofdstructuur EHS, maar grote stukken van het gebied waren nog bij boeren in eigendom. Aankoop van grond door natuurbeheerders, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, verliep moeizaam. Het gebruik van het land door de boeren en natuurbeheerders was extensief. De weke grond maakte bewerking met machines vaak lastig. Het natuurbeheer was gericht op verschraling door beweiding, maaien en stoppen met bemesten. Rond het Leekstermeer liepen ’s zomers schapen en paarden te grazen. In De Peizermaden waren vooral Limousine koeien te vinden. Aan het eind van de zomer werden grote delen van het gebied gemaaid.

Door de ontwatering met gemalen werd de veengrond ‘veraard’ (het organische veen verteerd door blootstelling aan de lucht en verrijkt zichzelf met de vrijgekomen mineralen). In de loop der jaren verruigden hierdoor veel weiden met Pitrus en hoge grassen. Dit gaf het gebied een rommelige en verwaarloosde aanblik. Toch was er veel moois te vinden aan natuur en historisch landschap. De bloeiende weiden met grote insectenrijkdom waren ideaal voor Kwartelkoning en in het voorjaar dansten opgedofte Kemphanen langs de slootranden. De ruigtes en opslag van struiken boden onderdak aan Blauwborst en Sprinkhaanzanger, terwijl de kilometers aan waterlopen de leefplek was van grote aantallen kikkers, vissen en libellenlarven. In de winter waren er veel Kolganzen en Smienten te vinden in de weiden en op het water in het gebied.

Het veenweidelandschap met z’n lange, smalle kavels was in de loop van de eeuwen door ontginning vanuit de omliggende dorpen (Peize, Eelde, Roderwolde) ontstaan. De verkaveling liet zien dat dit niet altijd langs logische lijnen ging. Vooral in de Matslootpolder maakte men er een onoverzichtelijk geheel van. De naam ‘het Doolhof’ voor een gedeelte langs de Onlandse Dijk gaf dit duidelijk aan. `

Enkele wegen in het Onlandengebied lagen er ook al honderden jaren, zoals de Drentse Dijk, de Roderwolder Dijk en de Onlandse Dijk. De Roderwolder Dijk is aangelegd als verbinding tussen het klooster van Aduard en De Kleibosch om potklei te kunnen delven. In De Onlanden waren hier en daar veenterpen zichtbaar, overblijfselen van bewoning in de Middeleeuwen. Hoog waren de terpen niet. Vaak waren ze alleen te herkennen aan de andere vegetatie die er groeide.

De Onlanden als waterberging
De recente inrichting van De Onlanden als natuur- annex waterbergingsgebied is in zekere zin een reconstructie van een situatie die eeuwenlang van nature heeft bestaan: een grootschalig natuur- en waterbergingsgebied. Herstel van het natuurlijke waterhuishouding bleek dringend noodzakelijk.
In 1998 moesten in het noorden polders onderwater worden gezet om te voorkomen dat kanaaldijken op kritische punten zouden breken. Ook in 2007 was de situatie kritiek, maar ging het gelukkig net goed.
Om voortaan beter op dergelijke extreme situaties voorbereid te zijn, is het laaggelegen veenweidegebied in de Kop-van-Drenthe ingericht als waterbergingsgebied. Hier kan een teveel aan water uit de Drentse beken (Peizerdiep en Eelderdiep) tijdelijk geborgen worden.

In 2008 werd begonnen met de herinrichting van het Leekstermeergebied. De Peizermaden volgden vanaf 2010. De inrichting is in 2013 afgerond. Het water uit het Peizerdiep en Eelderdiep heeft de ruimte gekregen in een gebied van zo’n 2500 ha tussen het Leekstermeer en het Paterswoldsemeer: De Onlanden. In januari 2012 werd het waterbergingsgebied, tijdens een periode met extreem hoog water in Groningen en Drenthe, versneld in gebruik genomen. Hierdoor werd voorkomen dat het gebied rond de Tolberterpetten onderwater liep. Door de meer natuurlijke, fluctuerende waterstand wordt het Onlandengebied nu veel natter in herfst en winter en langzaam droger in de lente en zomer. Hierdoor is het gebied ingrijpend van karakter veranderd. Er is veel meer open water en ook zijn de veenweiden voor een groot deel zo nat geworden dat de historische term ‘Onlanden’ weer van toepassing is op het hele gebied. De natuur ontwikkelt zich voorspoedig naar een moerasbiotoop, met bijbehorende planten, vogels en andere dieren.


Wat is er gebeurd bij de herinrichting van De Onlanden?

In september 2008 is begonnen met de uitvoering van het eerste bestek bij Sandebuur en op 29 oktober 2008 vond de officiële start plaats van de werkzaamheden. Het gebied is daarna behoorlijk op de schop gegaan. Er is een robuuste ecologische verbinding gerealiseerd tussen het Leekstermeer en het Paterswoldse Meer en er zijn meerdere verbindingen (slenken) tussen de Drentse beken en het Leekstermeer aangelegd. Wegen zijn afgesloten en dijken opgeworpen. Er is geplagd en gegraven en nieuwe toeristische paden, kanoroutes en zogenaamde “natuurbeleefpunten” zijn aangelegd.


Werking van de waterberging

In het verleden waren de waterpeilen in de polders die nu bij de waterberging horen rond de   -1,10 m NAP. In de nieuwe situatie heeft het hele gebied een (beduidend) hoger peil, waardoor delen van de voormalige polders onderwater zijn komen te staan. Hoe groot dit natte deel van De Onlanden is, hangt af van het nieuwe peil in de deelgebieden en van het peil in de boezem (in dit geval: het Leekstermeer). Er zijn drie deelgebieden te onderscheiden: het gebied ten zuidwesten van het Leekstermeer (Sandebuur, de Bolmert, de Jarrens en de Middelvennen) staat in open verbinding met het Leekstermeer. Dit deelgebied is een zogenaamde meebewegende berging. Gaat het waterpeil in de boezem (het meer) omhoog, dan stijgt ook het waterpeil in dit gebied.

In het Matslootgebied wordt een waterpeil van 10 cm boven boezempeil gehandhaafd door drie stuwen die het water, dat uit het Peizerdiep naar het Leekstermeer stroomt, tegen houden. Dit water kan vanuit de slenken vrij het Matslootgebied in stromen, waardoor onder normale omstandigheden ongeveer een derde van het gebied onderwater staat. Als door grote regenval het peil in het Leekstermeer met meer dan 10 cm stijgt, kan het water uit het Peizerdiep niet meer in het meer stromen en zal dus een groter deel van het Matslootgebied blank komen te staan. Op dat moment is dit deelgebied ook een meebewegende berging geworden. Het waterpeil in het gebied volgt het waterpeil in de boezem, tot dit weer onder de -0,83 m NAP zakt. In zeer extreme situaties (die 1 keer per 100 jaar voorkomen) staat het hele Matslootgebied onderwater.

Voor het deelgebied in de Peizer- en Eeldermaden geldt eenzelfde verhaal, zij het dat het water uit de Gouw en het Eelderdiep onder normale omstandigheden al hoger opgestuwd wordt. Het waterpeil in het Leekstermeer zal dus veel meer moeten stijgen, voordat eerst de Gouw en dan het Eelderdiep mee gaat doen als meebewegende berging. Maar in de ‘1 keer per 100 jaar’ situatie staan ook deze deelgebieden vrijwel helemaal blank en is de berging dus maximaal in gebruik. In het -50 cm NAP gebied valt nog op dat het prachtig meanderende Eelderdiepje weer aangesloten is op haar bovenloop en daarmee in ere hersteld is. Delen van De Onlanden die ’s winters onderwater staan, drogen ’s zomers langzaam op, doordat de watertoevoer dan geringer is en het water zich daarom meer zal beperken tot de beken en slenken zelf. Uiteraard hangt een-en-ander af van de weersomstandigheden.